Aldus Casper Burgering, senior econoom ABN AMRO. China heeft een aandeel van 50 procent in de mondiale consumptie van basismetalen (zoals aluminium, koper, nikkel en zink) en 48 procent aandeel in de productie van deze metalen. De transitie naar de circulaire metaalketen biedt economische kansen door hergebruik van grondstoffen en producten te maximaliseren en waardevernietiging te verkleinen. Dat vergroot de onafhankelijkheid van grillige markten met dominante prijsbepalers.

China produceert 50 procent van het wereldwijde ruwe staal, en verder bevindt circa 40 procent van de mondiale reserves van ertsen en mineralen zich in dit land. Met name de groei in de vraag van industriële metalen, zoals aluminium, koper, nikkel, zink en staal, is sterk geweest. De  gemiddelde beweeglijkheid van grondstofprijzen steeg daardoor rap en kwam uit op gemiddeld 9,1 procent. Dit verschilt sterk van de periodes vóór de China boom cycle en daarna. In de periode 1985–2000 was de gemiddelde beweeglijkheid slechts 6,4 procent, en in de periode vanaf 2009 tot heden is de beweeglijkheid in de grondstofprijzen gemiddeld 7,6 procent. Daarmee ligt de huidige beweeglijkheid nog net onder het langetermijngemiddelde. Vele prognoses gaan ervan uit dat China zijn positie in veel grondstoffenmarkten minimaal zal behouden of zelfs verder zal uitbreiden. Maar op de lange termijn blijft het land afhankelijk van de import van grondstoffen. Het ontbeert simpelweg de nodige grondstoffen, of de kwaliteit van de eigen grondstoffen is niet toereikend genoeg. Om deze afhankelijkheid te reduceren, blijft China investeren in andere grondstofrijke landen en dat drijft de concurrentie om schaarse grondstoffen op.

Download hier het document: ESB+4771+Grondstoffen